'Those viper eyes'... 'that thin wild mercury sound'... - door Hans

'Those viper eyes'... 'that thin wild mercury sound'... Zoveelste prachtige dag in een onheilspellend jaar en een maand die ik ken als regenachtig, altijd slecht weer op mijn verjaardag de 22e, wanneer de lente nog een jonge bruid zou moeten zijn, en ik zit op mijn kamer luisterend naar muziek aan teksten te werken, 'gek istie' zegt mijn vrouw die, verstandig, de tuin te lijf gaat. Laatst schreef ik je met een vraag over een bootleg, natuurlijk van Bob Dylan, Live in Colorado 1976, jij bezat daarvan een cd die je, deels terecht naar mij later bleek in de winkel, afdeed als iets om links te laten liggen, zo slecht de geluidskwaliteit. Toch waagde ik het mijn platenboer Joep te vragen of ik thuis ook de elpee versie mocht uitproberen, want iets bleef mij trekken in dit document en wie weet zou op vinyl het blikkerige lawaai tot iets anders getransformeerd zijn. Hard Rain, met ook opnamen van dat concert, is altijd een geliefd album van me geweest, zeker nu Music On Vinyl er een voor audiofielen opgewaardeerde remaster van heeft uitgegeven, maar er zaten me ook enkele dingen dwars. En dat had te maken met het feit dat ik destijds de tv documentaire had gezien, in 76 als 18 jarige, al doorgewinterde Dylanfanaat die op mijn 7e een singletje van The Times en Subterrenean Homesick Blues kapot draaide en opkeek naar mijn oudere broer die onder de naam Broeder Gozewijn met zijn gitaar in het voetspoor van de troubadour probeerde te treden. Er misten belangrijke elementen uit die uitzending. Het was een van mijn eerste kennismakingen met beelden van wat ik toen nog onnozel mijn held noemde, hoewel ik begon te begrijpen wat zijn woorden don't follow leaders watch the parking meters betekenden. Het boekje Don't Look Back had me vroeg met zijn foto's de eerste en voor de rest van mijn leven enige en eigenlijk onbegrepen versluierde homo erotische, elektrificerende, naar de liefde openbrekende schokken gegeven, die me in het diepe gooiden van een moeizaam maar rijk leven vol zoeken naar nog totaal ongekende vrouwelijke aanraking na de woestijn van calvinistiche lichaamsangst, waar in hun hart opgesloten moeders treuren om dode kinderen en door oorlog besmette vaders hun toeslaande handen niet beheersen. Beelden van Bangla Desh hadden me vervolgens betoverd met herfstachtige schoonheid van naar blauwe heuvels uit het verleden verlangende moderne ontzetting over het verlies en het ondanks hopeloosheid naar de toekomst grijpen, dat door je ziel sneed in de trots huilende uithalen van A Hard Rain's gonna Fall en Just Like a Woman. Maar, aangezien ik enkel had gehoord van Eat the Document over de verpletterende tour van 66, waar ik dan weer wel treffend genoeg een als een saharastorm oranjerode illegale plaat van bezat, die me tot een bezetene had gemaakt, niets had me kunnen voorbereiden op de demonische kracht van de film die vastlegde wat niet vast te leggen was daar in het Fort Collins Stadium in Colorado. Ontreddering alom. Het eind van de hippie droom gesymboliseerd in hevige waterhozen en krankzinnige wind die werd getrotseerd door een vermoeide en uitgetripte Rolling Thunder Revue op een rommelig podium, met verdwaasde meelopers daarop en verregende toeschouwers ervoor, die het einde nog niet zagen maar wel in hun ogen hadden, niets bezittend van het alles verzengende vuur dat opspatte uit de blik van de leider van de verlopen troep die ze wanhopig toejuichten, een wederopgestane profetenkoning waarvan ze gauw andermaal het afgehakte hoofd zouden opeisen. En de zanger zelf gevangen in een tweestrijd met zijn gespleten ziel en splijtende huwelijk. Voor de zoveelste keer op reis gegaan als zijn voorbeelden Kerouac en Woody, deze keer vermomd als zigeuner met hoofdoek, en zijn stem opnieuw vernieuwd, ditmaal verrijkt door Joodse psalmachtige uithalen en Mexicaanse klaagzangen, de flamenco en fado en rembetika weergalmend in zijn aloude blues en rock 'n roll met de snijdende klanken van de countrysteelguitar om het paard van de apocalyps op te zwepen. Hier stond een door visioenen overrompelde mythische figuur die het alles wilde afschudden om naakt te staan tegenover zijn schepper en geliefde en tegelijk al weer op de vlucht zou slaan voor het wrekende oog van de wereld. Maar daaraan dacht ik niet, deze gezwollen taal vertolkte niet wat ik voelde. Keek Dylan naar de camera, schoot een vlam door me heen, waarop zijn songs zongen vanuit een chaos aan klanken die samensmolten als verhit staal, de snaarinstrumenten niet meer te identificeren en het ritme een over elkaar heen vallen van uiteenspattende stukken brandend metaal, ja, de ijzermijnen van Hibbing en industrie van Duluth echoden door in deze vulkanische muziek. En er werd een verhaal verteld. Te beginnen bij het nu niet meer elegische, verbetener gebrachte gedicht over the blue eyed son en darling young one en wat die beide aan ellende en hoopvols hadden gezien en wat nog zou volgen en misschien voorkomen worden... Daarbij hoor je op de achtergrond al een vrouw zingen, en die treedt op de voorgrond wanneer Blowin' in the Wind van kampvuursamenzang tot scherp fakkellied getransformeerd wordt. Het is Joan Baez, de voor mij lang onuitstaanbare queen of folk die hem ooit op de troon hielp, maar hier jubelt ze gelukkig niet meer zo, en al voel je de nostalgie in hun duet, ze slaan zich ergens doorheen naar nieuwere tijden, ze veranderen ja tegen de klippen op, tegen wil en beter weten in, in overeenstemming met een dieper liggende mystieke stroom waar ze aan overgeleverd zijn. En ze tonen waar ze vandaan komen, hun nimmer verloochende roots, een murdersong waarin het meisje zich verhangt om de ontrouwe Railroad Boy, en de laatste onmogelijk langgerekte kreet om liefde die Dylan en Baez samen tegen de storm in slingeren spreekt van hun tot dan door mij nog onbegrepen magie, kouwe rillingen... Die nog verergerd worden wanneer ze Deportees van Guthrie als desperados in je huid kerven melancholisch hun begravenismars dansend. Een absurde uitsmijter van hun optreden komt in het godbetert door een barrelhouspiano grillig swingende I Pity the Poor Immigrant waarin Dylan haast satanisch lacht, om zichzelf? Hij eert Baez wanneer zij de stage verlaat en zet, dat doet de regie ons geloven, verbeten Shelter from the Storm in, dat we kennen van Hard Rain, de andere songs, met uitzondering van het verrassend intense Mozambique, kennen we ook van dat album, het als door de wolven uiteengereten Maggie's Farm, de symbiose van het oorspronkelijke liefelijke One Too Many Mornings met de Faustiaanse uitvoering van de 'Royal Albert', en de uitslaande hooibrand in de liefdesschuur die Idiot Wind heet, de vlammen likken nu aan de sterren in de nacht, los van de aarde branden ze zich verdwijnend in een zwart gat. De aftiteling van de documentaire wordt begeleidt door Knocking on Heavens Door, dit staat niet op de bootleg die ik mocht uitproberen. En ik mis het niet. Ik mis niets meer van dat bepalende moment in 76 toen ik voor de tv zat en werd gebombardeerd door de sound and vision van de documentaire Hard Rain. De beelden worden weer opgeroepen door wat ik hoor op deze elpee die warmer klinkt dan de cd maar voor audiofielen een hartverzakking kan veroorzaken, maar in mijn geval doorstootte naar andere regionen van schoonheidservaring. Het album Hard rain, hoe mooi ook, en aangenaam qua geluidsweergave sinds de remaster (remix?), faalt voor mij om dit terug te brengen en verder te laten leven. Want het bevatte niet dat magische historisch omwentelende gebeuren van Joan en Dylan en doorbrak de uitgekiende volgorde van de tv film en had niet dat zwiepende, striemende dat je om de oren sloeg toen. Het gaf me als surplus het hartverscheurende You're a Big Girl Now, de grappige verkleedpartij van Memphis Blues Again, maar niet de kernfusie van wat toen de huiskamer in donderde. En, ik ben onzeker wanneer ik dit beken, de lofi weergave van Live in Colorado 1976, benadert op het vinyl heel dicht wat mij altijd zo gefascineerd heeft op de 'witte albums' van Dylan. Een ineenvloeien van de begeleiding tot wat op Blonde on Blonde in al zijn geniale glorie als 'that thin wild mercury sound' opklinkt, maar op de bootlegs als de beverige zeemeerminzang vanuit duistere waterige diepten opwelt. Zoals het ook klonk uit dat mono zwart wit tv toestel toentertijd. Een geluid dat al gauw kapot gemaakt wordt door de oorstrelende technologische facelifts van huidige muziekuitgaven, hoezeer ik daar ook van geniet vaak, hier stuit ik op een gewaarwording: zoekt Dylan misschien naar dit rauwe, ongelikte, waar gitaren, keyboards, bas en drums tot een ijl maar ritmisch heel elementair geluid als bij een aardschok ineengrijpen? Tempest doet me zoiets vermoeden. Het gaat hem niet om solo's, ooit vergeleek hij zijn geluid als dat wat hij hoorde als hij zijn oren te horen legde op de grond, en de trein aan kwam daveren nog ongezien, terwijl hij Joan Baez haar zang met de engelen vergeleek. Nee ik raad niemand aan deze plaat te kopen, geniet van Hard Rain zou ik zeggen, maar ik heb een deur gevonden naar een verloren uur in een donker verleden dat ik ondanks de pijn koester...

groet hans

3 opmerkingen:

alja spaan zei

die ogen vanonder die haarband bleven me jaren volgen, ik prikte de hoes van Hard Rain (sorry Tom) aan de muur, ik dacht dat ik op hem leek, ik herkende hem zoals ik jou herken Hans

hans altena zei

wel de foto op je blog Alja bewijst dat je die spirit bezit waarvan Hard Rain getuigd... a heavy load... en dank voor je reactie

Cas zei

Ook ik was 18 toen ik Hard Rain op TV zag. Ook ik prikte (plakte) de lp hoes tegen de muur, maar dan de achterkant :-)
Mocht Hard Rain alsnog ooit op dvd/blu-ray uitkomen, dan zou het geluid wel eens een probleem kunnen worden. Gaan we dan een opgepoetste 5.1. surround sound mix krijgen, of het "warme" geluid van de Music on Vinyl remaster, of willen we toch liever de originele, ongepolijste mono-soundtrack uit 1976 horen?